Internationaal stijgt de aandacht voor evidence-based policy (EBP); de term duikt steeds vaker op in het beleidsdiscours. Het empirisch onderzoek naar kennisgebruik en doorwerking van wetenschappelijk onderzoek is evenwel eerder gelimiteerd, al bestaat er consensus dat de doorwerking van sociaalwetenschappelijk onderzoek beperkt is. De vraag stelt zich of het recente EBP-discours hierin verandering kan brengen. Kan EBP leiden tot meer doorwerking van sociaalwetenschappelijk onderzoek, gelet op de inherente kenmerken van beleid en wetenschappelijk onderzoek die belangrijke obstakels blijken te vormen voor kennisgebruik en doorwerking? Kunnen we in Vlaanderen reeds spreken over een EBP? Wat verstaan beleidsmakers onder ‘evidence-based’? Is een EBP überhaupt mogelijk? Wat zijn de belangrijkste obstakels voor kennisgebruik volgens beleidsmakers en wat zijn de belangrijkste gebruiksverhogende factoren? In dit artikel wordt aan de hand van een literatuurstudie, een bevraging van (Vlaamse) beleidsmakers en een citaats- en inhoudsanalyse van Vlaamse parlementaire bronnen gepoogd een antwoord te bieden op deze vragen. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, december 2013 |
Auteurs | Valérie Smet |
SamenvattingAuteursinformatie |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, december 2013 |
Auteurs | Prof. dr. A.F.A. Korsten |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt het evaluatieonderzoek van overheidsbeleid kritisch onder de loep genomen. De auteur bespreekt vier alternatieven: responsieve en multipele evaluatie, argumentatieve evaluatie, netwerkgericht evalueren en lerend evalueren. De bevindingen kunnen positief inwerken op het ‘leren van evalueren’ in organisaties. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, oktober 2013 |
Auteurs | Ronald Hoekstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds een aantal jaren is het voor gemeenten en provincies verplicht om een lokale rekenkamerfunctie in te stellen. Nu de pioniersjaren voorbij zijn, worden veel lokale rekenkamers en rekenkamercommissies geëvalueerd. Gemeenteraden en provinciale staten vragen zich terecht af: wat is de meerwaarde van onze rekenkamer? Om die vraag te beantwoorden wordt in veel evaluaties de ‘doorwerking’ van rekenkameronderzoek gemeten. Op zich is dat een goede methode, maar in de praktijk wordt de doorwerking vaak te eenvoudig onderzocht. Met te eenvoudige conclusies als gevolg. In dit artikel wordt een model geïntroduceerd dat recht doet aan het meervoudige karakter van de doorwerking van rekenkameronderzoek. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, juli 2013 |
Auteurs | Klaas Kloosterman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De gemeente Groningen heeft met de inzet van burgerparticipatie nieuw armoedebeleid ontwikkeld. Daarbij is gebruikgemaakt van elementen van een nieuwe onderzoeksmethodiek: de ‘Deliberatieve Peiling’. Dit artikel beschrijft de door Onderzoek en Statistiek (O&S) Groningen ingezette vernieuwende onderzoeksmethode. Bij een dergelijke peiling wordt een representatief deel van de doelgroep (in dit geval minima) uitgenodigd mee te werken. Deze groep is zo goed mogelijk (objectief) voorgelicht over de voor- en nadelen die samenhangen met mogelijke keuzes voor nieuw armoedebeleid. We hebben gebruikgemaakt van filmfragmenten om informatie over armoedevraagstukken over te dragen. Op basis daarvan en van de eigen ervaringsdeskundigheid wordt samen met beleidsmakers het nieuwe armoedebeleid vastgesteld. Opvallend aan deze aanpak is dat we minima als experts bij de totstandkoming van nieuw armoedebeleid hebben ingezet. Deze experts hebben uiteindelijk onder leiding van speciaal getrainde gespreksleiders gezamenlijk gekozen voor vier thema's. Deze thema's zullen aan de basis liggen van het nieuwe armoedebeleid. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, juni 2013 |
Auteurs | Wim Verhoeven en André van Stel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt de effectiviteit van de WBSO-regeling (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) kwantitatief onderzocht. Met de WBSO kunnen bedrijven hun loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk verlagen. De WBSO is een belangrijke pijler van het huidige Nederlandse innovatiebeleid en bestaat sinds 1994. Ze is bedoeld om de omvang van de S&O-uitgaven bij bedrijven in Nederland te stimuleren. De belangrijkste indicator voor de effectiviteit van de WBSO is de zogenoemde 'bang for the buck' (BFTB). De BFTB geeft weer welk bedrag bedrijven extra uitgeven aan speur- en ontwikkelingswerk, per euro genoten WBSO-ondersteuning. Onze analyses laten zien dat de BFTB door de jaren heen ruim hoger is dan 1. Bedrijven die WBSO gebruiken, investeren de genoten WBSO-ondersteuning terug in S&O en doen daar zelf nog iets bovenop. De WBSO-regeling doet daarmee wat het beoogt, namelijk het bevorderen van speur- en ontwikkelingswerk, en is daarom effectief te noemen. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, mei 2013 |
Auteurs | Max Herold |
SamenvattingAuteursinformatie |
Samenvatting: Het effect op wie betrokken wordt bij de beleidsontwikkeling, vanuit deze ongeschreven regels is dat er een grens ligt bij de zogenaamde Usual Suspects en experts die geen Usual Suspects zijn. Deze worden geconsulteerd of spelen in voorkomende gevallen een meer volwaardige rol. Volgens de auteur van dit artikel is de conclusie gerechtvaardigd te stellen dat ongeschreven regels openheid belemmeren. Daarmee kan volgens de auteur ook worden geconcludeerd dat ongeschreven regels bestuurlijke vernieuwing remmen. |
Column |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, mei 2013 |
Auteurs | Fred Fleurke |
Auteursinformatie |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, mei 2013 |
Auteurs | André Nijsen, Ab van den Burg en Jaap Stumphius |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetten beantwoorden lang niet altijd aan hun primaire doel: het reguleren van een maatschappelijk probleem. In toenemende mate lijken wetten smeerolie voor politieke processen. Dat kan en moet anders, gelet op de grote maatschappelijke risico's. Daarom zou al in de voorbereidings- en ontwerpfase van een wet een Programma van Eisen (PvE) moeten worden opgesteld, waarin wordt vastgelegd waaraan een wet ten minste moet voldoen om de realisatie van het betrokken publieke doel te borgen. Een dergelijke aanpak noemen we doeltreffend en evenwichtig wetgeven. 'Den Haag' lijkt echter te berusten in de huidige eenzijdige praktijk in de politieke besluitvorming. Hoe is dat te veranderen? Hierover gaat dit artikel. |
Book Review |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, maart 2013 |
Auteurs | Peter van Hoesel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel bespreekt Peter van Hoesel het essay ‘Van waarheidsvinding naar publieke waarde’ van de auteurs Arjan van Daal, Paul Misdorp en Mark van Twist. Het essay geeft een inkijk in de rol en positie van onderzoekbureaus bij de decentrale overheden, waarvan de grootste categorie de gemeentelijke onderzoekbureaus betreft die bekendstaan als ‘bureaus voor onderzoek en statistiek’. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, februari 2013 |
Auteurs | Jolijn Broekhuizen, Ron van Wonderen en Erik van Marissing |
Samenvatting |
Onderzoek van Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en het Verwey-Jonker Instituut wijst uit dat het ervaren van overlast door kinderen en jongeren een van de belangrijkste oorzaken van spanningen tussen bevolkingsgroepen in buurten is. De mate van publieke familiariteit is bepalend voor de mate waarin deze overlast voor spanningen zorgt. In buurten met weinig publieke familiariteit (her)kennen bewoners elkaar niet en voelen ze zich niet vertrouwd. Ze durven jongeren en hun ouders niet aan te spreken, waardoor het ervaren van jeugdoverlast kan leiden tot opgekropte irritaties en spanningen. Hetzelfde geldt voor buurten waar bewoners weinig ruggensteun ervaren van instanties. Bewoners hebben het gevoel dat hun meldingen van overlast niet serieus genomen worden en dat ze er alleen voor staan, wat leidt tot frustraties en spanningen. |
Article |
|
Tijdschrift | Beleidsonderzoek Online, januari 2013 |
Auteurs | Rob van de Peppel, Helma Pol en Dick Hoek |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met een recent onderzoek onder Overijsselse bestuurders is voor het eerst kwantitatief gemeten hoe bestuurlijke drukte door bestuurders zelf wordt ervaren. De aanleiding voor dit onderzoek vormde het hoofdlijnenakkoord 'De Kracht van Overijssel', waarin terugdringing van bestuurlijke drukte in Overijssel expliciet wordt genoemd als middel om de kwaliteit van het openbaar bestuur in Overijssel verder te verhogen. De vraag die in het onderzoek naar bestuurlijke drukte in Overijssel centraal stond, was exploratief: hoe ervaren bestuurders zelf bestuurlijke drukte? En, hoeveel bestuurders ervaren bestuurlijke drukte als een probleem? Uit dit onderzoek komt naar voren dat bestuurlijke drukte als fenomeen bekend is bij vrijwel alle bestuurders en dat een substantieel deel het als een probleem beschouwt. Daarbij moeten we wel aantekenen dat van degenen die bestuurlijke drukte als een probleem zien, de meesten de omvang van het probleem 'beperkt' noemen. |